De weg uit Khartoum is druk. Goed opletten om niet van het asfalt afgeblazen te worden door het vele vrachtverkeer en de langsrazende bussen. Als dat eenmaal toch gebeurt, beland ik zo'n 30 cm lager in de berm van gravel. Geen valpartij of schade; gewoon opnieuw de weg op en verder fietsen. Het blijft dezer dagen onverminderd boven de veertig graden. Als ik die eerste dag ruim 140 km heb gefietst en in een braakliggend akkertje langs de Nijl mijn tent heb opgezet, kan ik dus maar één ding doen: zwemmen. Het is prachtig om naar de overkant te zwemmen en onderweg wit/zwarte ijsvogeltjes om me heen het water in te zien duiken.
De volgende dagen wordt het verkeer steeds minder druk, maar de zijwind is sterk en soms zelfs tegenwind. Flink doortrappen is de enige remedie. Er zijn een paar rijders die maar een deel van de dag fietsen en verder gaan met de truck. Ik vind het ook een keer genoeg en rijd de laatste dag in Soedan alleen het middagdeel. Het landschap is dan al aardig aan het veranderen. Vanaf Khartoum is er duidelijk geen sprake meer van woestijn. Hier is in het natte jaargetijde veel landbouw. Nu maken zon en wind alles gortdroog. Ook wordt het wat heuvelachtiger. De vegetatie bestaat hoofdzakelijk uit een fraaie mengeling van witte en rode acacia's. Ook de vogelwereld is inmiddels aan het veranderen. Zag ik in Khartoum al de eerste wevers, nu zijn er ontelbaar veel kleine tortels, een enkele bijeneter en diverse 'rollers' (ik onthoud nooit die Nederlandse naam). Verder de gebruikelijk roofvogels, die natuurlijk loeren of ik wellicht ongelukkig naast mijn fiets beland.
De grens met Ethiopië is er onverwacht snel. Een fikse afdaling brengt me naar Gallabat. Het is maar goed dat je weet dat hier de grens is, want ik zou zo de brug overfietsen en in het volgende land staan. Nog net op tijd ontdek ik het douanekantoor verscholen tussen stilstaande vrachtauto's en cafétjes. Slechts één formuliertje invullen en met een stempel in paspoort erbij fiets ik Ethiopië binnen. Ook daar gaat het er niet echt officiëel aan toe. Rechts van de weg tussen wat golfplaten staat een gehavend bord van het douanekantoor. Kruip door sluip door vind ik wat andere fietsers al wachtend op hun stempeltje. Ik geef mijn paspoort af in een lemen hutje en aan de achterkant daarvan sta ik in de erven van de omliggende woningen. Kinderen, kippen en geiten lopen vrolijk rond en wij wachten met ons eerste biertje sinds Aswan op goedkeuring om het land echt in te mogen. Dat duurt voor menigeen een uurtje of twee en dan zit er al snel teveel koud bier in het lijf. De volgende ochtend is er veel vraag naar anti hoofdpijn pillen.
De kampeerplek ligt ook direct bij de brug en is van het type aangeharkte vuilnisbelt. Om mijn tent op een van de weinige overgebleven plekken op te kunnen zetten, moet ik eerst even een paar runderbotten uitgraven. Voor de rest geloof ik het wel en vertrouw op het dubbele grondzeil van de tent. Nieuwsgierige Ethiopische kinderen moeten we even laten weten, dat ze met hun tengels van onze spullen af moeten blijven. Even verderop in de straat is een bordeel en daar kun je gewoon met je handdoek en toilettas heen om een koude douche te nemen. Dat is voor mij het enige nuttige aan dit bordeel; de rest laat ik aan de liefhebbers. De eerste dag in Ethiopië is echt anders dan de weken in Soedan. Waren de reacties daar vooral enthousiast en verbazend, hier word ik gelijk meer achterna gelopen. Vooral de kinderen zijn uitbundig maar gelukkig niet echt vervelend. We moeten het kamp en onze bezittingen nu wel goed in de gaten houden. Bij een enkeling wordt tijdens het fietsen iets uit de zadeltas gestolen. De tweede dag zit het gelijk tegen. Met een maag vol heerlijke havermoutpap moeten we een paar lange hellingen op en de weg is niet bepaald glad. Na slechts negen kilometer stap ik met een paar anderen op de truck. Dat worden er in de loop van de dag steeds meer en de twee trucks rijden volgeladen met fietsers Gondar binnen.
De volgende dagen wordt het verkeer steeds minder druk, maar de zijwind is sterk en soms zelfs tegenwind. Flink doortrappen is de enige remedie. Er zijn een paar rijders die maar een deel van de dag fietsen en verder gaan met de truck. Ik vind het ook een keer genoeg en rijd de laatste dag in Soedan alleen het middagdeel. Het landschap is dan al aardig aan het veranderen. Vanaf Khartoum is er duidelijk geen sprake meer van woestijn. Hier is in het natte jaargetijde veel landbouw. Nu maken zon en wind alles gortdroog. Ook wordt het wat heuvelachtiger. De vegetatie bestaat hoofdzakelijk uit een fraaie mengeling van witte en rode acacia's. Ook de vogelwereld is inmiddels aan het veranderen. Zag ik in Khartoum al de eerste wevers, nu zijn er ontelbaar veel kleine tortels, een enkele bijeneter en diverse 'rollers' (ik onthoud nooit die Nederlandse naam). Verder de gebruikelijk roofvogels, die natuurlijk loeren of ik wellicht ongelukkig naast mijn fiets beland.
De grens met Ethiopië is er onverwacht snel. Een fikse afdaling brengt me naar Gallabat. Het is maar goed dat je weet dat hier de grens is, want ik zou zo de brug overfietsen en in het volgende land staan. Nog net op tijd ontdek ik het douanekantoor verscholen tussen stilstaande vrachtauto's en cafétjes. Slechts één formuliertje invullen en met een stempel in paspoort erbij fiets ik Ethiopië binnen. Ook daar gaat het er niet echt officiëel aan toe. Rechts van de weg tussen wat golfplaten staat een gehavend bord van het douanekantoor. Kruip door sluip door vind ik wat andere fietsers al wachtend op hun stempeltje. Ik geef mijn paspoort af in een lemen hutje en aan de achterkant daarvan sta ik in de erven van de omliggende woningen. Kinderen, kippen en geiten lopen vrolijk rond en wij wachten met ons eerste biertje sinds Aswan op goedkeuring om het land echt in te mogen. Dat duurt voor menigeen een uurtje of twee en dan zit er al snel teveel koud bier in het lijf. De volgende ochtend is er veel vraag naar anti hoofdpijn pillen.
De kampeerplek ligt ook direct bij de brug en is van het type aangeharkte vuilnisbelt. Om mijn tent op een van de weinige overgebleven plekken op te kunnen zetten, moet ik eerst even een paar runderbotten uitgraven. Voor de rest geloof ik het wel en vertrouw op het dubbele grondzeil van de tent. Nieuwsgierige Ethiopische kinderen moeten we even laten weten, dat ze met hun tengels van onze spullen af moeten blijven. Even verderop in de straat is een bordeel en daar kun je gewoon met je handdoek en toilettas heen om een koude douche te nemen. Dat is voor mij het enige nuttige aan dit bordeel; de rest laat ik aan de liefhebbers. De eerste dag in Ethiopië is echt anders dan de weken in Soedan. Waren de reacties daar vooral enthousiast en verbazend, hier word ik gelijk meer achterna gelopen. Vooral de kinderen zijn uitbundig maar gelukkig niet echt vervelend. We moeten het kamp en onze bezittingen nu wel goed in de gaten houden. Bij een enkeling wordt tijdens het fietsen iets uit de zadeltas gestolen. De tweede dag zit het gelijk tegen. Met een maag vol heerlijke havermoutpap moeten we een paar lange hellingen op en de weg is niet bepaald glad. Na slechts negen kilometer stap ik met een paar anderen op de truck. Dat worden er in de loop van de dag steeds meer en de twee trucks rijden volgeladen met fietsers Gondar binnen.
We zetten de tenten op in de tuin van het Goha hotel. Vanaf hier is er een prachtig uitzicht over de stad en ik ben benieuwd naar het dagelijks leven daar. Maar dat komt morgen wel. We genieten 's avonds van een buffet met internationale en Ethiopische ingrediënten. Het dagelijks ritme zorgt ervoor dat ik rond 21h00 moe ben en dan lekker de slaapzak inkruip. De volgende ochtend heb ik snel de was ingeleverd en de draaiende fietsonderdelen schoongemaakt en gesmeerd. De fiets houdt zich prima. Die heeft afgezien van één lekke band nog niet verstek laten gaan.
Nu er echte hellingen zijn, moet ik wel af en toe een stukkie lopen of eventueel de truck nemen. Wetend dat de hellingen soms te steil zijn voor mij en de zware fiets, de combinatie van minder zuurstof in de bergen met mijn niet al te sportieve benen zorgt ervoor, dat ik niet treur als ik een half dagje eens niet fietsen kan.
Centraal in de stad ligt een kasteel of liever gezegd een verzameling kasteeltjes in een groot ommuurd complex. Eerst loop ik een rondje om het complex en zie een dode man liggen. Dan bezoek ik het kasteel. Daarna is het tijd voor de kapper. Ik ga binnen in één van de kleine zaakjes langs de weg en maak duidelijk dat ik geknipt en geschoren wil worden. Ik ben al snel aan de beurt en de kapper heeft er wel zin in. Hij maakt de tondeuse schoon en gaat voortvarend in alle richtingen over mijn hoofd. Naderhand wordt het beetje resterende haar nog met een schaar bijgewerkt. Het eerste deel van de drie weken oude baard gaat er met een tondeuse af. De laatste restjes met wat zeep en een ouderwets scheermes. Na bijna een uur gepriegel en 56 eurocent armer sta ik geheel geknipt, geschoren en begeurwaterd weer minder woest in het Ethiopische leven.
Het volgende is niet leuk om te schrijven, maar moet ik toch wel even kwijt. Langs de weg kom ik regelmatig bedelaars en zieken tegen. Zo ook hier midden in de stad. Een melaatse man met enorme klompvoeten en open wonden vol vliegen vraagt mijn aandacht en (natuurlijk) een gift. Aan de overkant van het plein, op nog geen tweehonderd meter afstand, is een post van het Ethiopisch Rode Kruis gevestigd. Aldaar vraag ik hun aandacht voor de beroerde toestand van de melaatse man. Helaas is hun enige reactie, dat zij hem niet zullen helpen omdat hij naar het ziekenhuis moet. Dat laatste ben ik wel met hen eens, maar volgens mij is het Rode Kruis er juist ook voor hen die zelf geen ziekenhuis kunnen bereiken of betalen. Ik maak me kwaad en wijs hen erop, dat we in de westerse wereld graag geld geven om organisaties als het Rode Kruis hun werk te kunnen laten doen. Helaas sorteert mijn opmerking geen effect, behalve een flauw klinkend : 'sorry sir'. Ik zal het te zijner tijd in Den Haag nog maar eens proberen.
(geplaatst op 7 februari 2009)
Nu er echte hellingen zijn, moet ik wel af en toe een stukkie lopen of eventueel de truck nemen. Wetend dat de hellingen soms te steil zijn voor mij en de zware fiets, de combinatie van minder zuurstof in de bergen met mijn niet al te sportieve benen zorgt ervoor, dat ik niet treur als ik een half dagje eens niet fietsen kan.
Centraal in de stad ligt een kasteel of liever gezegd een verzameling kasteeltjes in een groot ommuurd complex. Eerst loop ik een rondje om het complex en zie een dode man liggen. Dan bezoek ik het kasteel. Daarna is het tijd voor de kapper. Ik ga binnen in één van de kleine zaakjes langs de weg en maak duidelijk dat ik geknipt en geschoren wil worden. Ik ben al snel aan de beurt en de kapper heeft er wel zin in. Hij maakt de tondeuse schoon en gaat voortvarend in alle richtingen over mijn hoofd. Naderhand wordt het beetje resterende haar nog met een schaar bijgewerkt. Het eerste deel van de drie weken oude baard gaat er met een tondeuse af. De laatste restjes met wat zeep en een ouderwets scheermes. Na bijna een uur gepriegel en 56 eurocent armer sta ik geheel geknipt, geschoren en begeurwaterd weer minder woest in het Ethiopische leven.
Het volgende is niet leuk om te schrijven, maar moet ik toch wel even kwijt. Langs de weg kom ik regelmatig bedelaars en zieken tegen. Zo ook hier midden in de stad. Een melaatse man met enorme klompvoeten en open wonden vol vliegen vraagt mijn aandacht en (natuurlijk) een gift. Aan de overkant van het plein, op nog geen tweehonderd meter afstand, is een post van het Ethiopisch Rode Kruis gevestigd. Aldaar vraag ik hun aandacht voor de beroerde toestand van de melaatse man. Helaas is hun enige reactie, dat zij hem niet zullen helpen omdat hij naar het ziekenhuis moet. Dat laatste ben ik wel met hen eens, maar volgens mij is het Rode Kruis er juist ook voor hen die zelf geen ziekenhuis kunnen bereiken of betalen. Ik maak me kwaad en wijs hen erop, dat we in de westerse wereld graag geld geven om organisaties als het Rode Kruis hun werk te kunnen laten doen. Helaas sorteert mijn opmerking geen effect, behalve een flauw klinkend : 'sorry sir'. Ik zal het te zijner tijd in Den Haag nog maar eens proberen.
(geplaatst op 7 februari 2009)
3 opmerkingen:
Mooi verhaal weer, Edvard! 40 graden, terwijl het hier in NL sneeuwt.
Die rollers noemen we hier trouwens scharrelaars. Zijn ze niet prachtig? Zeker de lilacbreasted roller, met zijn gevorkte staart en knalblauw glanzende vleugels.
Groeten,
Marjolein
ha die edje!
't blijft spannend daar, zo te lezen!
hier is alles gewoon.
lieve groet,
jezus
hoi edvard,
goed om te lezen allemaal. spannend ook! veel plezier nog op je reis en tot in Haarlem?
groet,
Matthijs
Een reactie posten