maandag 23 februari 2009

woensdag 18 februari 2009

AMSTERDAM

We verlaten Addis Ababa weer in konvooi. Na dertien kilometer is de stadsgrens bereikt en kan ieder in eigen tempo verder. Ik schiet goed op. Het is heerlijk rijden in het glooiende landschap en ik lig af en toe zelfs zingend op de fiets. In de ochtend breek ik mijn eigen snelheidsrecord: 74 kilometer per uur de berg af. 's Middags komt daar nog een kilometertje bij. Ondanks de noodzakelijke klimmetjes vandaag kan mijn humeur niet meer stuk.

Deze dag is er ook een record aan 'vervelende' incidenten. Ik krijg een hand kiezels achterna gegooid, een steen komt naast me op de weg terecht, een meisje gooit een stok op mij en twee jongens rennen achter me aan met een meterslange zweep. Dat laatste is me net iets te bedreigend en daarom ik rem heel plotseling. De jongens knallen achterop mijn fiets maar maken zich ogenblikkelijk uit de voeten. Ze rennen het veld in en durven niet meer dichterbij te komen. Ach, het enthousiasme, de welgemeende belangstelling en vriendelijkheid vanuit de bevolking zijn een veelvoud van deze incidenten en ik heb er dan ook niet zo'n last van.

De vertrekhal van het vliegveld van Addis Ababa (Bole) is veel te groot voor de weinige passagiers die binnendruppelen. In de koffieshop ben ik twee uur lang de enige klant. Ik ben vanochtend per auto hierheen gebracht. Tijdens het ontbijt werd ik door de toerleider op de hoogte gesteld van de verslechterde gezondheid van mijn moeder. Mijn vader heeft gevraagd of ik naar huis wil komen. Ik heb teruggebeld dat ik onderweg ga, mijn terugvlucht zal regelen en in de loop van de dag verder verslag daarvan zal doen. Binnen een half uur heb ik de fiets op de truck gehesen, mijn bagage weggeborgen en ben ik met één van de begeleidende chauffeurs naar Addis Ababa onderweg. Met grote snelheid rijden we over de weg en door de dorpen waar ik gisteren met zoveel plezier gefietst heb. Veel oog voor de omgeving heb ik nu niet; mijn tranen soms de vrije loop latend. De chauffeur ontwijkt vakkundig en met veel getoeter de ezels, geiten, koeien en mensen op en langs de weg.

Na ruim twee uur sta ik op het vliegveld en begint het wachten. De eerstvolgende aankomstmogelijkheid in Amsterdam is pas de directe avondvlucht. Ik verbreng de tijd met eten en drinken en probeer wat te lezen. Concentreren op mijn boek gaat echter niet. Aan het eind van de middag krijg ik het bericht dat mijn moeder overleden is.

Woensdagochtend ben ik even thuis in Amsterdam om wat kleren bij elkaar te zoeken. Ik reis direct door naar mijn vader om mijn zussen en broer bij te staan hem te ondersteunen.

zondag 15 februari 2009

ADDIS ABABA

Het is een prachtige ochtendrit vanuit Bahir Dar; het landschap golvend en de dorpen schilderachtig en druk. We zijn duidelijk niet meer in de buurt van het Simien gebergte want echte hoge bergen ontbreken. Onderweg onmoet ik zoals gebruikelijk veel verbazing en opvallend veel enthousiasme en vriendelijkheid. In tegenstelling tot waar andere rijders klagen over onprettige ervaringen met Ethiopische kinderen, heb ik daar gelukkig weinig last van. Slechts één enkele steen gaat op grote afstand aan mij voorbij. Enkele keren zie ik vandaag weer paarden met een versierd tuig. Ik moet toch nog eens vragen waar die versiering voor is. Altijd rode slierten en pompons; de paarden meestal wit.

De fietsafstand is vandaag fors en de lange rit eindigt bij ons kamp in het veld. Een stuk van het land rond de trucks is afgezet met touw en het dorp krijgt daarvoor in ruil een kleine donatie. De bevolking wordt vriendelijk verzocht ons binnen ons terrein met rust te laten. De nieuwsgierige jeugd kan dat amper laten. We worden letterlijk omringd door mensen en hun vee. Ik stap buiten ons gebiedje om wat foto's te maken en een praatje aan te gaan. Het is niet moeilijk om met de kinderen in contact te komen en een spelletje te doen. Ze willen bijna allemaal op de foto en zijn dan zeer benieuwd hoe het resultaat eruit ziet op het kleine schermpje. De bakvissen in het gezelschap zijn niet in staat tot veel meer dan voorzichtig gegiechel.

De volgende ochtend rijd ik samen en we nemen ruim de tijd voor een gesprek tijdens de koffiestop. We zijn zo lang onderweg, dat net voor we bij de lunchtruck aan zullen komen, deze ons al tegemoet rijdt. Ze hebben broodjes voor ons gemaakt en verzoeken ons vriendelijk in te stappen omdat we anders wellicht niet voor donker in het volgende kamp zullen zijn. Nou vooruit dan maar ;-).



Het volgende kamp wordt opgezet in een bosperceel. De dorpsjeugd is weer stiknieuwsgierig en komt maar wat graag helpen met het opzetten van de tenten. Ik vind het prima als ze zonder vragen mijn voorbeeld kopiëren. Als ze klaar zijn rennen ze weer naar een volgende op te zetten tent. Wat lastiger hebben de meiden in ons gezelschap het. Als ze even ergens willen plassen is het moeilijk buiten het gezichtsveld van de lokale jeugd te komen.

Donderdag is een zware dag. We rijden eerst naar de kloof van de Blauwe Nijl en moeten deze dan ook oversteken. Het landschap wordt vanochtend gedomineerd door bergen stro op de akkers en er wordt met behulp van koeien graan gedorst; simpelweg door de beesten erover te laten lopen. De afdaling de kloof in (1400m) is een bochtige weg van 19 kilometer lengte. Ik scheur naar beneden, maar stop onderweg ook een paar maal voor foto's. De nog iets langere klim vanuit deze beroemde (beruchte) Blue Nile Gorge is voor de wedstrijdrijders tevens een Time Trial. Aan dit soort evenementen neem ik principieel niet deel; ik ben honderd procent 'leisure rider'. Na het oversteken van de nieuwe brug begin ik natuurlijk wel aan de klim, maar weet al dat ik vanwege mijn zware fiets waarschijnlijk niet zelfstandig boven zal komen. Ik ben vijf kilometer verder en dan al wordt het meer lopen dan fietsen. Als de eerste truck langskomt vraag ik of zij weten of de tweede truck nog ruimte voor mij en mijn fiets zal hebben. Ze vermoeden dat die tweede truck heel erg vol is en ik neem hier geen risico. De truck met mij als passagier klimt de resterende kilometers tergend traag de kloof uit. De eerste wedstrijdrijders zijn veel sneller en er wordt weer een nieuw record gevestigd ten opzichte van eerdere jaren; waarschijnlijk mede geholpen doordat het wegdek ieder jaar verbetert.

Het is vrijdag 13 februari 2009. Even voor het bereiken van ons kamp is een punt van waaraf een geweldig panorama zich presenteert. Een prima plek om onder het genot van een drankje het bezwete lijf in een stoel te laten zakken en gewoon te genieten. Ik besluit de fiets de fiets te laten en vervolg hier mijn verhaal met wat ik voor de website van Tour d'Afrique heb geschreven.

>>  MY OWN PRIVATE PILGRIMAGE


Just before reaching today’s camp in Salela a gravel road leads to a superb viewpoint over the Blue Nile Gorge. A couple of kilometres down this road there is a monastery. I decide to leave my bike here and walk down to the monastery; it should be open to visitors.

The pleasant descent leads me through a typical Ethiopian village, like we are already accustomed to by now. Greeted by pilgrims and locals and escorted by children asking for pens and money I find the monastery at the very end of the road; all fences locked and no sign there when I can expect it to be open again. Seeing no ticket office, I turn to one of the pilgrims in front of the monastery. "Nine o’clock" are all his words. That sounds like six hours from now and I should have had dinner in camp by then and even be in bed. But Ethiopian time is indicated differently. Counting the hours starts at sunrise and so the end of the present service should not be long from now.

To the left of the church is a construction site. No one stops me when I enter and somewhat further I discover what looks like the monk’s dormitory. Knocking on a few doors brings life in the silent building. One door opens and immediately a monk blesses me with a wooden cross, like the ones we see so often around Ethiopia. The monk does neither speak English nor do I speak Amharic. I do my best to make clear that I came walking down the road to see the monastery and the church and want to know if it will be open soon to be visited. A younger monk covered in a bright yellow blanket is called upon, as he speaks some English. He explains that I can visit the church after the current mass will be finished. He proposes I should walk to the nearby sacred cave and water well during the waiting time. He calls and armed guard to guide me up the cobble stone path to the cave.

The site is locked behind painted metal doors, but the key is found soon and the door opened. Inside stands a variety of larger and smaller garbage bins and plastic containers to collect water that drips through the ceiling of the cave. This is considered holy water and one of the reasons for the presence of the monastery. I’m invited to taste the water and while I’m now well into this adventure, I accept the opportunity…… completed by holding a special prayer stick.

When we reach back at the church the congregation is just leaving and the monk in the yellow blanket welcomes me inside his church. The door is locked and as his only guest I’m informed about the history of the monastery and how it is related to other monasteries in Ethiopia and elsewhere in the world. The first church here was founded in the 13th century but was destroyed by Muslims. The second church was ruined by Italians in 1928 (1936) also killing most of the monks. The present church was finished in 1961 (1969) and contains - apart from fine modern glass stained windows - still some old relics and even the remains of the founder are to be found here.

I’m invited to take pictures and all my questions are answered. It’s the perfect opportunity to get to be acquainted with some differences and also communal details between western Christianity and the Ethiopian Coptic religion. During the one hour walk up the road back to my bicycle a bunch of thoughts cross my mind. I feel very fortunate about my own private pilgrimage.

Today was 6th June 2001 according to the Ethiopian calendar. <<

De laatste dag naar Addis Ababa heb ik een kleine bijzondere ontmoeting. Vele malen per dag wordt de hand opgehouden en van alles door de lokale bevolking aan ons gevraagd. Variërend van één Bir of een slok water tot bijvoorbeeld een pen. Als ik langs de kant van de weg sta om te drinken, vraagt een jongen mij om één Bir. Hij verstaat wat engels en ik vertel hem, dat ik hem wel één Bir kan geven, maar dat hij morgen niet rijker zal zijn dan vandaag. Ik stel hem voor om zijn geld niet te gebruiken om eten te kopen, maar om naar school te gaan. Als hij naar schol gaat, kan hij een vak leren, werk vinden en geld verdienen. Als hij een gegeven Bir alleen gebruikt om eten te kopen, moet hij morgen weer bedelen. Hij geeft duidelijk aan mij begrepen te hebben en maakt vriendelijk lachend aanstalten om te vertrekken, terwijl hij 'Thank you' zegt. Ik stop hem twee Bir in handen, wens hem succes en stap op mijn fiets.

Aan de hooggelegen stadsrand van Addis Ababa verzamelen wij ons om onder begeleiding van rijders van de lokale wielerclub de stad in te fietsen. Ondanks de hoogte hebben we geen fraai uitzicht over de stad, want in de diepte is het hoofdzakelijk stoffig. Ik heb hier ook nog een toevallige ontmoeting met enkele studenten van de Nijmeegse Universiteit. Zij doen moeite om de wielersport in diverse delen van Ethiopië te bevorderen. Er volgt een spectaculaire afdaling in sneltreinvaart. De lokale fietsers zetten steeds snel alle kruispunten af en begeleid door applaus vanuit de bevolking doorkruisen we een groot deel van de stad.

We kamperen op mooi gras in de tuin van hotel Guennet. Het gebouw moet eens een prachtige Italiaanse uitstraling hebben gehad, maar wat kapot kan gaan, is inmiddels kapot of uiterst beroerd weer gerepareerd. Over de tuinmuur hangen wat jongens en meisjes. De gebruikelijke vragen worden aan mij gesteld: "how old are you"? en "what is your name"? Op dat laatste antwoord ik: "Apekop" en het leuke is, dat ze zich dat de volgende dag nog herinneren: "Hello Apekop, where are you go"? klinkt het als de was hangt en ik aanstalten maak de stad in te gaan. Verbazend dat deze kinderen variërend in leeftijd van zo'n vier tot zeven jaar zich al zo goed kunnen redden in het Engels. Her en der in de stad kun je prima eten en drinken. Sowieso lekkere koffie in dit land en als overblijfsel van de Italiaanse bezetting veel pizzas en pastagerechten. Internet is sloom en het weblog niet bij te werken. Via een mailtje naar het thuisfront worden deze berichten gepubliceerd. Ik loop wat door een paar buurten, maar vind Addis Ababa geen aantrekkelijke stad en ik maak geen foto's. Met een paar rijders ga ik uit eten en we babbelen weer eens wat diepgaander dan in het kamp of tijdens de koffiestops. Ik heb het erg naar mijn zin in dit land en met de groep.

maandag 9 februari 2009

BAHIR DAR

Eigenlijk zou dit stukje "Lalibela" kunnen heten, want de rustdag in Bahir Dar is in de knel gekomen door een ingelast en qua tijd uit de hand gelopen bezoek aan Lalibela.

Met vier anderen heb ik besloten een fietsdag op te geven ten gunste van een bezoek aan het "Jeruzalem van Afrika". Niet meer dan een uit de kluiten gewassen bergdorp ontleent het zijn bekendheid aan een elftal kerken, die letterlijk uit de grond zijn vrijgehakt. Het is één van de vele interessante plaatsen in Ethiopië. Koning Lalibela wilde een vrij Jeruzalem stichten zonder de bemoeienis van Moslims, Joden of westerse Christenen. Gecombineerd met nog wat andere redenen kwam in ruim veertig jaar een tweetal kerkcomplexen gereed. Verder is er zijn meesterwerk – de apart staande kerk van St. George - te vinden. Ooit was het rijk Ethiopië vele malen groter en belangrijker dan nu en was het noordelijk gelegen Axum hoofdstad. De precieze geschiedenis zal ik na thuiskomst nog eens bestuderen.

Binnen 24 uur voor vertrek heeft de reisorganisator drie maal de plannen gewijzigd over wel of niet vliegen en in welke richting dan wel. Wij vertrekken met een negen-persoons busje over de slechte en nog in aanleg zijnde weg. Het zal niet langer dan zes uur plus lunch-stop moeten duren; het worden er bijna elf. Allereerst rijdt de auto veel te hard en vliegen we regelmatig zowat uit de stoelen. Als één van ons met het hoofd tegen het plafond vliegt, is het genoeg; langzamer rijden is onze opdracht. Een uur na invallen van de duisternis krijgen we een lekke band. Dat is natuurlijk geen probleem, maar wel als je reserveband ook lek en leeg is. Er is geen zaklamp aan boord en geen drinkwater. We denken al aan overnachten in het busje. Gelukkig komt er nog een vrachtwagen langs en onze chauffeur en mecaniciën kunnen mee naar het volgende dorp. Daar worden de banden gerepareerd. Twee uur later gaat de reis verder en even voor middernacht arriveren we alsnog in Lalibela. Aldaar is het hotelpersoneel nog in spannende afwachting van ons en ze hebben zelfs het avondeten nog voor ons klaar staan. Afgepeigerd en welhaast meer dood dan levend val ik gelijk na het eten in slaap maar voel me de volgende dag gelukkig weer helemaal fris en fruitig.

Ondanks dat de rit een hotsende en klotsende ervaring is, heb ik er toch enorm van genoten. Al die prachtige landschappen en lopende mensen langs de weg. Zij zijn - soms vergezeld door een ezel of muildier - onderweg naar het eerstvolgende dorp met uiteenlopende koopwaar: brandhout, kippen, manden, mest en graan. Het wisselende landschap en de mensen maken Ethiopië tot een ongekend fotogeniek land. Dat dringt eigenlijk tijdens deze rit pas goed tot me door, want de eerste dagen moest ik vooral opletten op de weg en eventueel vervelende kinderen.

We worden ter plekke door onze gids naar de kerken gebracht. De aankomst bij de eerste kerk had niet beter gepland kunnen zijn, want de kerk gaat net uit en het is een bijzonder gezicht om de kerkgangers - de meesten gehuld in witte dekens – naar buiten te zien komen. Een moment van eerbied voor de vele diep religieuze mensen in dit land is dan wel op zijn plaats.

We zijn zo ongeveer de enige bezoekers en krijgen van Mario uitgebreid uitleg over het ontstaan en de bouw van de kerken. Sommigen zijn groot en het dak wordt gesteund door dikke pilaren. Andere zijn simpel, niet veel meer dan een uitgehakte kamer, maar bijna altijd is er een priester aanwezig en deze toont steeds heel gedwee de aanwezige relikwiën. Vaak een aantal beschilderde doeken of dierenhuid en altijd een tweetal kruizen. De laatsten als het even kan van goud.

We lunchen in het hotel en de ene overnachting blijken er dan inmiddels twee te zullen worden. De terugvlucht is niet geboekt en we willen dan maar weer dezelfde weg terug te hobbelen; maar wel de volgende dag, want we genieten van een lekkere dag voor onszelf in dit bijzondere dorp. Hoe dat later met de financiën moet, zien we dan wel weer.

’s Middags bezoeken we de tweede groep kerken. Nadien heb ik een ontmoeting met Bekire, die sinds vorig jaar door Louise gesteund wordt in zijn opleding. Het is een bijzonder innemende jongen en de ontmoeting is warm en vriendelijk. Ons afscheid komt door tijdgebrek alweer veel te snel. Tijdens het diner wordt voor ons een complete ‘coffee ceremony’ uitgevoerd. Bonen branden, fijnstampen, het mengen met water en eventueel kruiden is een mooi gezicht en de koffie smaakt prima.

De volgende ochtend vertrekken we weer vroeg om ons bij de groep te kunnen voegen. Ook deze rit duurt lang en pas tegen vijf uur rijden we langs het Tana meer en over het allereerste stukje Blauwe Nijl (ontspringt uit dit meer) het stadje Bahir Dar binnen. De straten zijn hier stukken schoner dan we eerder zagen en er is veel groen en bloemen. Bij het hotel aangekomen, besluit ik de tent deze nacht niet meer op te zetten en neem een kamer. ’s Avonds eet ik een lekkere pizza vergezeld van een groot glas gemengd vruchtensap (mango, sinaasappel en avocado) en een biertje op een nabijgelegen terras. Het leven is goed als je geld hebt. In de directe omgeving wordt veel gebedeld en direct achter de hoofdstraten oogt het stukken minder fris; ook hier heet het Afrika.

GONDAR

De weg uit Khartoum is druk. Goed opletten om niet van het asfalt afgeblazen te worden door het vele vrachtverkeer en de langsrazende bussen. Als dat eenmaal toch gebeurt, beland ik zo'n 30 cm lager in de berm van gravel. Geen valpartij of schade; gewoon opnieuw de weg op en verder fietsen. Het blijft dezer dagen onverminderd boven de veertig graden. Als ik die eerste dag ruim 140 km heb gefietst en in een braakliggend akkertje langs de Nijl mijn tent heb opgezet, kan ik dus maar één ding doen: zwemmen. Het is prachtig om naar de overkant te zwemmen en onderweg wit/zwarte ijsvogeltjes om me heen het water in te zien duiken.

De volgende dagen wordt het verkeer steeds minder druk, maar de zijwind is sterk en soms zelfs tegenwind. Flink doortrappen is de enige remedie. Er zijn een paar rijders die maar een deel van de dag fietsen en verder gaan met de truck. Ik vind het ook een keer genoeg en rijd de laatste dag in Soedan alleen het middagdeel. Het landschap is dan al aardig aan het veranderen. Vanaf Khartoum is er duidelijk geen sprake meer van woestijn. Hier is in het natte jaargetijde veel landbouw. Nu maken zon en wind alles gortdroog. Ook wordt het wat heuvelachtiger. De vegetatie bestaat hoofdzakelijk uit een fraaie mengeling van witte en rode acacia's. Ook de vogelwereld is inmiddels aan het veranderen. Zag ik in Khartoum al de eerste wevers, nu zijn er ontelbaar veel kleine tortels, een enkele bijeneter en diverse 'rollers' (ik onthoud nooit die Nederlandse naam). Verder de gebruikelijk roofvogels, die natuurlijk loeren of ik wellicht ongelukkig naast mijn fiets beland.

De grens met Ethiopië is er onverwacht snel. Een fikse afdaling brengt me naar Gallabat. Het is maar goed dat je weet dat hier de grens is, want ik zou zo de brug overfietsen en in het volgende land staan. Nog net op tijd ontdek ik het douanekantoor verscholen tussen stilstaande vrachtauto's en cafétjes. Slechts één formuliertje invullen en met een stempel in paspoort erbij fiets ik Ethiopië binnen. Ook daar gaat het er niet echt officiëel aan toe. Rechts van de weg tussen wat golfplaten staat een gehavend bord van het douanekantoor. Kruip door sluip door vind ik wat andere fietsers al wachtend op hun stempeltje. Ik geef mijn paspoort af in een lemen hutje en aan de achterkant daarvan sta ik in de erven van de omliggende woningen. Kinderen, kippen en geiten lopen vrolijk rond en wij wachten met ons eerste biertje sinds Aswan op goedkeuring om het land echt in te mogen. Dat duurt voor menigeen een uurtje of twee en dan zit er al snel teveel koud bier in het lijf. De volgende ochtend is er veel vraag naar anti hoofdpijn pillen.

De kampeerplek ligt ook direct bij de brug en is van het type aangeharkte vuilnisbelt. Om mijn tent op een van de weinige overgebleven plekken op te kunnen zetten, moet ik eerst even een paar runderbotten uitgraven. Voor de rest geloof ik het wel en vertrouw op het dubbele grondzeil van de tent. Nieuwsgierige Ethiopische kinderen moeten we even laten weten, dat ze met hun tengels van onze spullen af moeten blijven. Even verderop in de straat is een bordeel en daar kun je gewoon met je handdoek en toilettas heen om een koude douche te nemen. Dat is voor mij het enige nuttige aan dit bordeel; de rest laat ik aan de liefhebbers. De eerste dag in Ethiopië is echt anders dan de weken in Soedan. Waren de reacties daar vooral enthousiast en verbazend, hier word ik gelijk meer achterna gelopen. Vooral de kinderen zijn uitbundig maar gelukkig niet echt vervelend. We moeten het kamp en onze bezittingen nu wel goed in de gaten houden. Bij een enkeling wordt tijdens het fietsen iets uit de zadeltas gestolen. De tweede dag zit het gelijk tegen. Met een maag vol heerlijke havermoutpap moeten we een paar lange hellingen op en de weg is niet bepaald glad. Na slechts negen kilometer stap ik met een paar anderen op de truck. Dat worden er in de loop van de dag steeds meer en de twee trucks rijden volgeladen met fietsers Gondar binnen.


We zetten de tenten op in de tuin van het Goha hotel. Vanaf hier is er een prachtig uitzicht over de stad en ik ben benieuwd naar het dagelijks leven daar. Maar dat komt morgen wel. We genieten 's avonds van een buffet met internationale en Ethiopische ingrediënten. Het dagelijks ritme zorgt ervoor dat ik rond 21h00 moe ben en dan lekker de slaapzak inkruip. De volgende ochtend heb ik snel de was ingeleverd en de draaiende fietsonderdelen schoongemaakt en gesmeerd. De fiets houdt zich prima. Die heeft afgezien van één lekke band nog niet verstek laten gaan.

Nu er echte hellingen zijn, moet ik wel af en toe een stukkie lopen of eventueel de truck nemen. Wetend dat de hellingen soms te steil zijn voor mij en de zware fiets, de combinatie van minder zuurstof in de bergen met mijn niet al te sportieve benen zorgt ervoor, dat ik niet treur als ik een half dagje eens niet fietsen kan.

Centraal in de stad ligt een kasteel of liever gezegd een verzameling kasteeltjes in een groot ommuurd complex. Eerst loop ik een rondje om het complex en zie een dode man liggen. Dan bezoek ik het kasteel. Daarna is het tijd voor de kapper. Ik ga binnen in één van de kleine zaakjes langs de weg en maak duidelijk dat ik geknipt en geschoren wil worden. Ik ben al snel aan de beurt en de kapper heeft er wel zin in. Hij maakt de tondeuse schoon en gaat voortvarend in alle richtingen over mijn hoofd. Naderhand wordt het beetje resterende haar nog met een schaar bijgewerkt. Het eerste deel van de drie weken oude baard gaat er met een tondeuse af. De laatste restjes met wat zeep en een ouderwets scheermes. Na bijna een uur gepriegel en 56 eurocent armer sta ik geheel geknipt, geschoren en begeurwaterd weer minder woest in het Ethiopische leven.

Het volgende is niet leuk om te schrijven, maar moet ik toch wel even kwijt. Langs de weg kom ik regelmatig bedelaars en zieken tegen. Zo ook hier midden in de stad. Een melaatse man met enorme klompvoeten en open wonden vol vliegen vraagt mijn aandacht en (natuurlijk) een gift. Aan de overkant van het plein, op nog geen tweehonderd meter afstand, is een post van het Ethiopisch Rode Kruis gevestigd. Aldaar vraag ik hun aandacht voor de beroerde toestand van de melaatse man. Helaas is hun enige reactie, dat zij hem niet zullen helpen omdat hij naar het ziekenhuis moet. Dat laatste ben ik wel met hen eens, maar volgens mij is het Rode Kruis er juist ook voor hen die zelf geen ziekenhuis kunnen bereiken of betalen. Ik maak me kwaad en wijs hen erop, dat we in de westerse wereld graag geld geven om organisaties als het Rode Kruis hun werk te kunnen laten doen. Helaas sorteert mijn opmerking geen effect, behalve een flauw klinkend : 'sorry sir'. Ik zal het te zijner tijd in Den Haag nog maar eens proberen.

(geplaatst op 7 februari 2009)